dl 5b – Tijdlijn Daniël

In dit deel heb ik een samenvatting gemaakt van wat Daniël te zien en te horen kreeg over de toekomst. Een deel daarvan heeft inmiddels al plaats gevonden en een deel moet nog gebeuren. Naast een samenvatting van wat er staat, heb ik ook een interpretatie gegeven van wat ik denk dat het betekent. Lees vooral zelf het boek Daniël ernaast en laat me weten wat je ervan vind.

Ook hier geldt weer dat de onderstreepte woorden een link bevatten naar meer informatie op het internet of de tesks van de genoemde Bijbelteksten.

2:31-49 Droom over beeld van Nebukadnessar
– Hoofd van zuiver goud
– Borst en armen van zilver
– Buik en heupen van brons
– Benen van ijzer
– Voeten van ijzer en klei
Rollend steen verwoest het beeld tot stof dat weer wegwaait.
De steen wordt steeds groter tot die net zo groot is als de aarde.
– Hoofd van zuiver goud = Nebukadnessar
– Borst en armen van zilver = 2e koninkrijk, minder machtig
– Buik en heupen van brons = 3e koninkrijk met macht over de hele wereld
– Benen van ijzer = 4e koninkrijk dat de eerdere koninkrijken stuk maakt
– Voeten van ijzer en klei = koninkrijk dat niet een geheel is, door huwelijken tussen vorstenhuizen ontstaan
Het laatste koninkrijk valt uit elkaar, waarmee ook de eerdere koninkrijken verdwijnen.
Dan maakt God een nieuw koninkrijk, de rollende steen, een rijk dat nooit verdwijnt. Dit rijk zal alle andere koninkrijken vernietigen. Dit koninkrijk blijft voor altijd bestaan.

7:1-14, 19-22 De 4 dieren
Uit een zee, met hoge golven, komen 4 dieren.
1. Lijkt op een Leeuw, heeft vleugels als een Adelaar.
De vleugels worden uitgetrokken en het dier wordt recht opgezet als een Mens en ging het denken als een mens.
2. Lijkt op een Beer.
3. Lijkt op een Panter.
Heeft 4 vleugels op zijn rug en heeft 4 koppen. Het kreeg veel macht.
4. Is angstaanwekkend. Is geweldig sterk met grote tanden van ijzer en bronzen poten. At alles op en vertrapte wat er overblijft. Heeft 10 horens. Tussen de hoorns, op de plaats van 3 andere, groeit een nieuwe kleine hoorn met ogen als een mens en een mond die vol trots over zichzelf praat. Deze hoorn werd groter dan alle andere. Het valt het volk van God aan en wint de strijd. Dan komt de oude wijze man die Gods volk bevrijdt en het alle macht op aarde geeft.
Een oude wijze man gaat op een troon zitten. Hij draagt helderwitte kleren en heeft haar als witte wol. Er komt een rivier van vuur uit de grond en die stroomt voor hem uit. Duizenden engelen dienen hem en miljoenen engelen staan voor zijn troon.
De boeken worden geopend en de dieren krijgen straf.
Het 4e dier wordt dood gemaakt en in het vuur gegooid.
De andere 3 krijgen ook straf maar mogen nog een tijd leven, alleen zonder macht.
De andere 3 krijgen ook straf maar mogen nog een tijd leven, alleen zonder macht.
Geeft dit aan welk machtsblok vernietigd wordt bij Harmageddon en welke volken (deels) in het 1000-jarig rijk blijven bestaan?
Er komt iemand op de wolken, uit de hemel, die lijkt op een Mens. Hij wordt naar de oude wijze man gebracht en door Hem Koning gemaakt. Alle volken op aarde moeten Hem dienen. Aan Zijn macht komt geen einde.

7:15-18, 23-28 Uitleg over de 4 dieren
De 4 dieren zijn koninkrijken die na elkaar komen.
1. Babylonië
2. Meden en Perzen
3. Griekse rijkAlexander de Grote verovert veel, waarnaar het rijk in vieren uiteen valt en verdeelt wordt over vier legeraanvoerders (Syrië, Egypte, Griekenland en klein Azië).
4. Romeinse rijk
Daarna gaat het volk van God voor altijd regeren.
Het 4e koninkrijk is anders dan de eerste 3. Het zal alles op de hele aarde vernietigen (kolonisatie vanuit Europa?).
10 Hoorns zijn 10 Koningen, die in dat 4e koninkrijk (tegelijk) heersen.
Na hen heerst er nog een koning, heel anders dan de eerdere 10. Er moeten 3 koningen voor hem verdwijnen. Hij zal zich verzetten tegen de allerhoogste God en zijn heilige volk Israël onderdrukken (de antichrist, gruwel in de tempel). Hij zal 3,5 jaar de macht over het volk Israël hebben.
In een rechtszaak die dan volgt word hij gestraft, zal hij zijn macht kwijtraken en voor altijd verdwijnen.
Dan zal het volk van God voor altijd regeren en de macht van alle koninkrijken overnemen. Alle machthebbers zullen het volk van God dienen en gehoorzamen.

8:1-14 De Ram en de Bok
Een Ram met 2 sterke hoorns op zijn kop staat voor het Ulaikanaal (stroom, rivier of vloed van Ulai). Ulai is Persisch voor “mijn leiders (machten)”. Ook wel rivier van Elam.
De 2e (als 2e gegroeid) was groter dan de 1e.
De Ram zijn dan de Meden en de Perzen.
Met zijn hoorns viel de Ram het westen, noorden en zuiden aan (betekent dit dat de Ram zelf uit het oosten komt?). Hij versloeg iedereen die hij aanviel en werd steeds sterker.
Uit het westen komt een Bok met 1 heel grote hoorn. Hij rent zo hard dat zijn voeten de grond niet raken.
De Bok valt de Ram aan, waardoor de 2 hoorns van de Ram afbreken. De Bok vertrapte de Ram en werd steeds sterker. Op zijn hoogtepunt brak zijn hoorn af en kwamen er 4 hoorns voor terug. Elk wijzen ze naar een windrichting. De 1e naar het noorden, 2e oosten, 3e westen en 4e zuiden.
De Bok is dan Alexander de Grote, wiens koninkrijk verdeeld wordt over 4 bevelhebbers uit zijn leger.
Uit 1 van de hoorns groeit een kleine hoorn. Deze groeit naar het zuiden, het oosten, het mooiste land op aarde en naar de hemel. De hoorn valt de sterren aan en gooit sommige op de aarde en vertrapt ze. De hoorn wordt nog groter en verzet zich tegen God, de koning van de sterren.
De hoorn verbied de offers aan God en heeft geen respect voor de heilige tempel. Hij begint met zijn eigen godsdienst. Hij verzet zich tegen de wetten van God. Alles wat hij wil doen, lukt.
Zie Daniël 11:21-45
Het verzet tegen de wetten van God en het verbod op offers duurt 2300 dagen (6 jaar en 4 maanden).
Dat moet dan zijn van 168 tot 162 voor Christus

 8:15-27 Uitleg over de Ram en de Bok door Gabriël
De Ram zijn de koningen van de Meden en Perzen.
De Bok is de Koning van het Griekse rijk (Alexander de Grote).
Uit het Griekse rijk ontstaan 4 koninkrijken, minder machtig. Deze koningen zullen zich tegen God verzetten. Aan hun koningschap komt een einde.
Dan komt er een koning die met niemand rekening houdt. Door bedrog krijgt hij veel macht. Hij is slechter dan ieder ander. Hij vernietigt andere koningen en ook het volk van God. Hij is heel slim en bereikt met liegen zijn doel. Hij gaat zichzelf steeds belangrijker vinden en op een moment dat niemand het verwacht dood hij veel mensen. Hij komt ook in opstand tegen God. God zal ervoor zorgen dat hij sterft.

9:24-27 Het volk Israël en Jeruzalem
Het gaat 70 weken slecht met Gods volk en de heilige stad. Dan is de straf voor hun fouten voorbij.
Daarna zal het volk altijd leven zoals God dat wil. De tempel kan weer als heilig gebouw gebruikt worden.
Jeruzalem wordt weer opgebouwd.
Eerst 70 moeilijke weken.
1e 7 weken gaat er iemand regeren die door God is uitgekozen.
Dan 62 weken waarin de stad Jeruzalem word opgebouwd. Het is wel een moeilijke tijd.
Na 69 weken wordt er iemand vermoord die door God uitgekozen is (Jezus Christus?). Niemand zal hem helpen.
Daarna wordt de stad verwoest door een koning met zijn leger. Deze koning zal 1 week sterk zijn. Hij krijgt veel mensen aan zijn kant.
Midden in de laatste week verbiedt hij mensen offers te brengen. Hij zet een altaar van een afschuwelijke afgod in de tempel. Deze blijft staan tot iemand hem kapot maakt.
Het leven van deze koning eindigt in een ramp. Tot het einde van zijn leven is er oorlog en wordt alles verwoest.

10:1-11:45 Een grote oorlog
11:1-2 Perzië; steeds nieuwe koningen waarvan de laatste de rijkste zal zijn. Daardoor krijgt hij veel macht en zorgt dat iedereen in verzet komt tegen het Griekse rijk.
11:3-4 Griekse rijk; Hierna krijgt het Griekse rijk een moedige koning (Alexander de Grote 334-323 BC?).
Veel macht, doet wat hij wil maar regeert niet lang. Kinderen erven het rijk niet.
Griekse rijk wordt in 4 stukken verdeeld, het Zuiden (Ptolomeïsch Egypte), het Noorden (Seleucidische rijk, later geslonken tot Syrië), het Oosten en het Westen.
11:5 Koning van het Zuiden (Ptolemaeus I Soter); Wordt machtig. Geeft zijn leger aan een man die sterker wordt dan hij.
Deze man wordt koning van het Noorden (Seleucus I Nicator ca 358-281 BC). Hij zal regeren over een groot gebied.
11:6 Na een tijd zullen de koningen van het Zuiden en het Noorden samenwerken. Dochter (Berenice Syra) van de koning van het Zuiden (Ptolemaeus II Philadelphus 285-246 BC) trouwt met de koning van het Noorden (Antiochos II Theos 261-246 BC). Dit brengt de landen niet bij elkaar. De prinses en haar man worden gedood. Ook haar dienaressen en haar vader worden gedood.
11:7-8 Broer van de prinses wordt koning van het Zuiden (Ptolemaeus III Euergetes I 246-221 BC).
Hij begint een oorlog tegen het Noorden, verovert de hoofdstad en is de grote overwinnaar. Gaat terug naar het Zuiden en laat het Noorden een tijd met rust.
11:9 Koning van het Noorden valt het Zuiden aan maar moet zijn legers uit het Zuiden terugtrekken.
11:10 Na zijn dood gaan zijn zonen door. Zij trekken 2x met grote legers naar het Zuiden.
11:11-12 De koning van het Zuiden (Ptolemaeus IV Philopator 221-205 BC) vecht terug en het Noorden verliest. Duizenden soldaten worden gedood.
De koning van het Zuiden blijft niet zo machtig.
11:13 De koning van het Noorden vormt een nieuw, sterker leger. Hij begint oorlogen tegen andere landen.
11:14 De koning van het Zuiden (Ptolemaeus V Epiphanes 205-180 BC) krijgt steeds meer verzet van volken ook van het Joodse volk. Het verzet mislukt.
11:15-17 De koning van het Noorden (Antiochus III de Grote 223-187 BC) verovert een sterke stad op het Zuiden. Daarna valt hij Israël binnen waar hij alles verwoest.
Om meer macht in het Zuiden te krijgen plant hij dat zijn dochter mag trouwen met de koning van het Zuiden. Dit plan mislukt.
11:18-19 De koning van het Noorden (Antiochus III de Grote 223-187 BC) stuurt zijn leger naar de landen aan de Middellandse zee. Hier wordt hij tegen gehouden en komt er een einde aan zijn geweld.
Hij stuurt zijn leger naar de belangrijkste steden van zijn eigen land. Ook hier verliest hij. Zijn macht is voorbij en hij verdwijnt.
11:20 De nieuwe koning van het Noorden (Seleucus IV Philopator 187-175 BC) wil zijn koninkrijk beroemd maken. Hij heft extra belastingen. Na korte tijd wordt hij plotseling in het geheim gedood.
11:21-24 De volgende koning van het Noorden (Antiochus IV Epiphanes 175-164 BC) is het niet waard om koning te zijn. Hij behoort niet tot een koninklijke familie. Hij is slim en weet hoe aan de macht te komen. Hij houdt al zijn vijanden tegen en laat de hogepriester in Jeruzalem vermoorden. Hij bedriegt al zijn vrienden en heeft daardoor weinig steun.
Hij gaat naar de grootste steden en rijkste provincies en steelt alles wat daar is. Dit verdeelt hij onder zijn vrienden. Dit kan hij maar kort doen.
11:25-26 De slechte koning van het Noorden begint een veldslag tegen het Zuiden. De koning van het Zuiden (Ptolemaeus VI Philometor 180-145 BC) zorgt voor een sterk leger maar zijn eigen mensen laten het plan mislukken. Ze bedriegen hem en hij verliest de strijd. Vele soldaten sterven.
11:27 Beide koningen gaan in overleg en proberen elkaar te bedriegen. Dit mislukt.
11:28 De koning van het Noorden gaat terug met veel goud en zilver. Op de terug weg vecht hij in Jeruzalem want hij haat die stad en de tempel.
11:29 De slechte koning van het Noorden gaat weer met een leger naar het Zuiden. Hij wordt aangevallen door Romeinse schepen, wordt bang en gaat terug.
11:30-31 Bij terugkomst verbiedt hij de mensen om in de tempel tot God te bidden. Hij laat een beeld van een afschuwelijke afgod (Baäl Hasjamaïm, 168 BC) in de tempel zetten.
11:32 De slechte koning van het Noorden probeert de mensen van hun geloof af te brengen. Dit lukt gedeeltelijk.
11:33-35 Wijze mannen laten zien wat goed is. Deze worden vervolgd en komen in de gevangenis terecht. Ze zijn steeds in gevaar. Slechts een paar mensen helpen hen echt. Hun lijden duurt tot de dag die God uitgekozen heeft.
11:36-39 De slechte koning van het Noorden stelt zich belangrijker dan alle goden en lastert God.
Het gaat een tijd goed met hem maar die tijd is voorbij als God niet langer kwaad is op zijn volk.
Hij kiest voor de god van de hoofdstad om die te eren. Mensen die deze god ook eren worden beloond.
11:40-43 De koning van het Zuiden en het Noorden gaan met elkaar vechten.
De koning van het Noorden valt aan en wint van veel landen.
In Israël dood hij vele mensen.
De inwoners van Edom, Moab en een deel van Ammon worden niet gedood.
Hij krijgt in veel landen de macht, ook in Egypte. De Libiërs en de Nubiërs moeten doen wat hij wil.
11:44-45 De slechte koning van het Noorden schrikt van berichten uit het Oosten en het Noorden en begint tegen iedereen te vechten. Hij doodt iedereen die hij tegenkomt. Hij gaat naar Israël en sterft op een plek tussen de Middellandse zee en Jeruzalem.

12:1-12 Nieuwe tijd
In de tijd dat de slechte koning van het Noorden sterft, komt er iemand om Israël te helpen, Michaël de engel die Israël beschermt.
Dit zal de slechtste tijd ooit op aarde zijn. Er worden mensen van het volk Israël gered. Hun namen staan in het boek van God. Vele doden zullen weer levend worden. Sommigen voor altijd met God en andere zullen voor altijd gehaat worden en hun leven zal verschrikkelijk zijn.
De wijze mannen zijn dan als een licht voor het volk.
Na 3,5 jaar zal aan al die dingen een eind komen. Dan zal het heilige volk niet meer lijden.
De tijd dat het afgodsbeeld geplaatst is, is 1290 dagen (3,5 jaar).
Dan is er nog een slechte tijd van 1335 dagen (3,65 jaar).

In Daniël, lijkt het of wat beschreven wordt op 2 gebeurtenissen betrekking heeft met een verschillende tijdlijn. De koningen uit hoofdstuk 10 t/m 12 (Ram en Bok) zijn al geweest maar dit heeft niet geleid tot een altijd durende heerschappij en vrede van het volk Israël.
Dan moet er ook nog een tijdlijn zijn met koningen, die eindigt bij het begin van het 1000 jarig rijk. Het beeld van de 4 dieren uit hoofdstuk 7.

Het volgende is wat gegoochel van mijn kant. Neem dit niet al te serieus. Laat me weten wat je ervan denkt.
Zo maar wat berekeningen:
586 – 168 = 418 jaar van de verwoesting tot de afgod in de tempel.
597 – 168 = 429 jaar van begin ballingschap Juda tot de afgod in de tempel.

1290 dagen + 1335 dagen = 2625 dagen = 375 weken = 7 jaar en 10 weken.

Verwoesting Jeruzalem: 586 voor Christus
586 bc + 1290 = 704
586 bc +1290 + 1335 = 2039

Start ballingschap Juda: 597 bc
597 bc + 1290 = 693
Tussen 688 en 692 is de Rotskoepel gebouwd op de plek van de tempel. Hierin staan teksten dat God geen zoon heeft en dat Jezus slechts een gezant van God is. 2 Johannes 2:22-23
597 bc + 1290 + 1335 = 2028

Let op, er kan makkelijk een jaar verschil in zitten (verschil tussen Hebreeuwse en Westerse jaartelling.

De profetie van Daniël is dan 2x in vervulling gegaan. Beide gaan overigens niet over de gruwel waar Jezus het over heeft.

De 1e maal in 168 bc:
11:25-26 De slechte koning van het Noorden begint een veldslag tegen het Zuiden. De koning van het Zuiden (Ptolemaeus VI Philometor 180-145 BC) zorgt voor een sterk leger maar zijn eigen mensen laten het plan mislukken. Ze bedriegen hem en hij verliest de strijd. Vele soldaten sterven.
11:27 Beide koningen gaan in overleg en proberen elkaar te bedriegen. Dit mislukt.
11:28 De koning van het Noorden gaat terug met veel goud en zilver. Op de terug weg vecht hij in Jeruzalem want hij haat die stad en de tempel.
11:29 De slechte koning van het Noorden gaat weer met een leger naar het Zuiden. Hij wordt aangevallen door Romeinse schepen, wordt bang en gaat terug.
11:30-31 Bij terugkomst verbiedt hij de mensen om in de tempel tot God te bidden. Hij laat een beeld van een afschuwelijke afgod (Baäl Hasjamaïm, 168 BC) in de tempel zetten.
En Daniel 8:10-14

De 2e maal in 692, circa 1290 jaren (Daniël 12:11 maar dan jaren ipv dagen) na de deportatie van de koning en velen van Juda, het zuiderrijk.
Tussen 688 en 692 is de Rotskoepel gebouwd op de plek van de tempel (start bouw was in 685). Hierin staan teksten dat God geen zoon heeft en dat Jezus slechts een gezant van God is. 1 Johannes 2:22-23
Als ik Daniël doortrek:
De 1e gruwel is na 1335 dagen verdwenen.
Verdwijnt de 2e gruwel na 1335 jaar? Dat zou 2023 à 2027 zijn.

Komt er nog een 3e maal?
Ja, hier spreekt de Here Jezus over, zie deel 5.
Namelijk, als de Antichrist, de aller slechtste mens op de troon van God gaat zitten.
2 Thessalonicenzen 2:1-10

Voordat de 3e maal mogelijk is, moet dan eerst de 2e gruwel weg zijn? Of valt het samen? Moet dan de tempel herbouwd zijn?
Dat laatste in ieder geval wel, want Johannes ziet in het boek Openbaring hoe de tempel opgemeten wordt

De 1e gruwel is opgericht om de God van het oude verbond en de Joden te kwetsen (offeren van varkens aan een afgod).
De 2e gruwel is opgericht om de God van het nieuwe verbond en de Christenen te kwetsen (proclameren dat God geen Zoon heeft en dat deze niet voor onze zonden is gestorven).
Beide gruwellen richten zich indirect tegen God.
De 3e gruwel richt zich direct tegen God.

De 3e gruwel kent weer een ritme van 1290 en 1335 dagen (tweemaal ca 3,5 jaar).

In Mattheus spreekt Jezus dat de mensen van Judea moeten overhaast vluchten als de gruwel geplaatst wordt. Dit is dus niet de 2e gruwel.

Tot zover een dwaling van mijn gedachten. Nogmaals, besteed er niet teveel aandacht aan. Waar het om gaat is de gruwel waar de Here Jezus ons op wijst als antwoord op de vraag over zijn wederkomst. Zie deel 5